Leesboeken

Papa is een grote lummel

Klaarwakker
Joost schijnt met de zaklantaarn in Tommies gezicht.
Maar Tommie wordt niet wakker.
Joost doet het lampje uit en aan.
Hij zucht.
Er zit niets anders op dan ook maar te slapen.
Hij gaat op zijn zij liggen.
In de tuin is het heel stil.
In de verte hoort hij een hond blaffen.
Zijn ogen wennen aan het donker.
Hij ziet de schaduw van een boom op de tent.
De takken gaan op en neer.
Het waait een beetje.
Joost kijkt door het raampje.
Mama en papa zijn ook al slapen.
Al de lichten zijn uit.
Hij is nog klaarwakker.
Daar blaft de hond weer.
Hij doet zijn ogen dicht.
Hij hoort iets ritselen.
Een plastiek zak waait tegen de tent.
‘Ik ben niet bang’, denkt hij.
Zijn ogen zijn wijdopen.

Nare gedachten
Joost staart voor zich uit.
Alleen wakker zijn is niet fijn.
Het is veel te stil buiten.
En veel te donker.
Hij krijgt nare gedachten.
Hij kan er niets aan doen.
Spoken bestaan niet.
En monsters ook niet.
Dat weet hij.
Maar toch is hij bang.
Voor iets.
Misschien komt er een dief.
Of een moordenaar.
Neen, dat is belachelijk.
Dat gebeurt alleen op TV.
Of in boeken.
Hij krijgt het benauwd.
Was Tommie maar wakker.
Dan zou het heel anders zijn.
Hij zou Tommie wakker kunnen maken...
Mar wat moet hij dan zeggen?
Dat hij bang is?
Neen, dat nooit.
Tommie zou hem uitlachen.
Hij is ook niet bang.
Hij kan gewoon niet slapen.
Het is veel te warm in de tent.