Leesboeken

Weg

Een fragment
Niemand krijgt nog een hap naar binnen. De koude noedels liggen aan elkaar gekleefd op de borden. Toch blijven ze met z’n drieën aan tafel zitten. Morina en Sherine spelen nietsvermoedend met hun poppen.
Buiten klapperen de houten luiken in de wind.
‘Warme kleren nemen we mee,’ gaat zijn vader verder, ‘medicijnen, brood, melk en eieren voor onderweg.’
Hij fluistert nog altijd en dat maakt het nog enger. Alsof de vijand in huis zit.
‘En water mogen we ook niet vergeten ...’
Dinar knikt en kijkt zonder het te willen naar zijn auto’s.
Zijn vader staat op van tafel en wakkert met de pook het vuur in de kachel aan.
Door de felle wind horen ze de naderende trucks niet.
‘We zullen ons wel redden,’ zegt zijn vader op gedempte toon.
Opeens horen ze haastige voetstappen rond het huis. Ruw wordt de deur ingetrapt en voor ze het beseffen, staan er vier soldaten in zwarte uniformen en ruige laarzen in de kamer. Dinars vader draait zich om en laat de gloeiende pook op de grond vallen. Zwaar bewapend met geweren en grote messen lopen de soldaten naar hem toe. Dinar springt op. Zijn stoel klettert tegen de keukenvloer. Zijn moeder trekt Morina en Sherine naar zich toe.
‘Naar buiten!’ snauwt een van de soldaten.
Maar Dinars vader blijft onbeweeglijk staan. Met een niet-begrijpende blik staart hij naar de soldaat. Tot de kolf van een geweer met een smak tegen zijn schouderblad terechtkomt. Een andere soldaat bindt zijn polsen met een touw vast op zijn rug en duwt hem hardhandig naar de deur. Zijn ogen zoeken koortsachtig naar Dinar, naar Dinars moeder, naar Morina en naar Sherine, die krijst van het plotse geweld. Dinar staat onbeweeglijk naast de omgevallen stoel. Zijn vaders ogen flitsen wild heen en weer. Een soldaat sleurt hem bruusk naar buiten. Voor iemand iets heeft kunnen zeggen, is hij verdwenen in de donkere nacht. De laatste soldaat draait zich om en kijkt gemeen naar Dinars moeder, die huilend met de twee kleine meisjes in een hoek staat.
‘Je hebt een uur om te vertrekken,’ schreeuwt hij. ‘Je moet dit huis voorgoed verlaten. Er is geen plaats hier voor Albanezen!’
Voor hij vertrekt, spuwt hij naar Dinars moeder en gooit de keukentafel omver. Borden en glazen vallen in scherven op de grond.
Dan is het plots stil in huis. De deur slaat heen en weer met knarsende scharnieren. Nu pas voelt Dinar de koude wind naar binnen waaien. Verlamd kijkt hij naar zijn moeder. Ze zit ineengedoken in een donkere hoek met Morina en Sherine tegen zich aan gedrukt. Waarom heeft niemand iets gedaan om de soldaten tegen te houden? Waarom hebben ze alles laten gebeuren? Zijn moeder had de soldaten hun ogen moeten uitkrabben, denkt Dinar. En hij had met de hete pook hun gezicht kunnen bewerken. Brandmerken voor het leven. Maar ze hebben niets gedaan.
In de hoek van de kamer komt zijn moeder langzaam weer in beweging. Ze staat op en veegt ruw haar tranen weg met een keukenhanddoek.
‘Er moet iets gebeuren,’ zegt ze met een gebroken stem.
Dinar knikt.
Ze staan in het midden van de keuken. Rillend van de kou, met hun pantoffels op de scherven.
‘Warme kleren,’ prevelt Dinar voor zich uit.
‘Had papa gezegd’, voegt hij eraan toe.
Met een onderdrukte snik trekt zijn moeder de deur dicht.
‘We moeten onze spullen bij elkaar zoeken ...’ Haar stem trilt.
‘Het hoognodige,’ zegt Dinar verdoofd.
Aan zijn auto’s denkt hij al lang niet meer.
Er is maar één gedachte die door zijn hoofd gaat: wat gaat er met papa gebeuren?