Leesboeken

Water van zout

Nooit meer
‘Opa brengt je straks naar de voetbalclub,’ zegt mama.
‘Ik ga niet,’ zegt Dries.
Mama zet de borden op het aanrecht en draait zich verbaasd om.
‘Waarom niet?’
Dries kijkt met een verscholen blik naar opa. Hij wil opa niet kwetsen. Maar de voetbalclub was iets van hem en papa. Elke zaterdagmiddag gingen ze er samen naartoe. En als er een wedstrijd gespeeld werd, bleef papa altijd kijken. Nog nooit had papa één wedstrijd gemist.
‘Ik ga nooit meer’, zegt Dries stil.
Hij kijkt niet naar opa.
‘Maar waarom niet?’ vraagt mama. ‘Het zal je goed doen.’
Dries haalt zijn schouders op en zwijgt.
‘Laten we het toch maar proberen,’ zegt mama.
Zonder nog iets te zeggen, neemt Dries een boek en laat zich in de woonkamer op de zitbank neerploffen. Hij probeert te lezen, maar hij hoort mama in de keuken snikken. Opa zegt troostende woorden tegen haar die hij niet kan verstaan.
Dries staart naar de letters in zijn boek. Ze staan stil voor zijn ogen. Als mama huilt, wordt al zijn hoop tenietgedaan. Dan beseft hij dat het allemaal echt is. Dat papa echt dood is en dat papa echt nooit meer terug zal komen. En dat doet pijn. Zoveel pijn dat hij weg moet. Weg van al het verdriet.
Op zijn tenen sluipt hij door de gang naar buiten. Hij springt op zijn fiets en rijdt een blokje om. Zonder na te denken slaat hij de straat van Maarten in. Aan het huis van Maarten buigt hij zich diep over zijn stuur en rijdt er snel voorbij. Zonder zelfs maar te kijken of Maarten misschien in de tuin aan het spelen is. Hij fietst nog een paar blokjes doelloos om. Harder en harder.
Terug thuis is hij moe van het trappen. Hij heeft een gezonde blos op zijn wangen van de frisse buitenlucht. Mama huilt niet meer. Ze kijkt hem met rode ogen bedroefd aan. Dries slaat de ogen neer. Zijn hart krimpt ineen. Hij wil naar zijn kamer gaan.
‘Kom eens bij mij, jongen,’ zegt mama zacht.
Dries staat al bij de deur. Langzaam draait hij zich om. Mama komt naar hem toe en omhelst hem voorzichtig.
‘Ik mis je,’ zegt ze met een trilling in haar stem. ‘Het is alsof je er niet meer bent ...’
Voor de eerste keer denkt Dries dat hij misschien ook dood zou willen zijn.
‘Ik ben er toch,’ zegt hij zacht.
Meer niet.

Papa,
Vandaag is het voetbalclub.
Maar ik ga niet zonder jou.
Ik wacht tot jij terug bent.
Je komt toch nog?