Leesboeken

Losse Handen

Met een schok brengt Robert de auto op een open stuk naast de rivier tot stilstand. ‘Sorry,’ mompelt hij. ‘Ik ben niet zo’n goede chauffeur.’ Hazim klautert zo snel mogelijk uit de bloedhete auto. Wat een hitte! Zelfs Roberts linnen hemd kleeft tegen zijn rug van het zweet. Ze gaan onder een boom zitten, dicht bij de koelte van de rivier. Om zijn evenwicht te bewaren leunt Youssef met zijn rug tegen de boom. Een straaltje zweet loopt langs zijn slapen naar beneden.

‘Zou je dat warme vest niet uitdoen?’ polst Robert voorzichtig. Youssef schudt het hoofd.

‘Het gaat wel.’

‘We zijn toch onder vrienden,’ begint Robert. ‘Dan hoef je toch niets te verstoppen...’

‘Mijn stompen, bedoel je.’

‘Wat vind jij, Hazim? Straks wordt hij nog ziek van de hitte.’ Bedachtzaam kijkt Hazim naar Youssef, maar die wendt zijn blik af.

Hij weet dat Youssef zijn kostuumvest met de lange mouwen wil aanhouden om zich beschermd te voelen. Beschermd tegen de nieuwsgierige ogen van buitenstaanders, tegen de medelijdende blikken van vrienden en familie.

‘Ik weet het niet,’ zegt Hazim, ‘misschien zou ik het in zijn plaats ook niet willen?’

‘Vind je het dan zo afstotelijk?’ vraagt Youssef.

‘Nee, nee!’ haast Hazim zich. ‘Maar je hebt me zelf eens verteld hoe het voelt...’

‘Om mismaakt te zijn,’ vult Youssef met een schamper lachje aan. ‘Of kreupel.’

‘Dat heb ik niet gezegd,’ verweert Hazim zich.

Hij heeft al eens gezien hoe Youssef werd uitgelachen door een groepje kinderen. En de herinnering aan Armine die Youssef belachelijk maakte, ligt hem nog vers in het geheugen.

‘Je moet het zelf weten,’ vindt Robert. ‘Maar als je straks flauwvalt, dan...’

‘Dan gooi je me maar in het water,’ lacht Youssef. Weer rolt een druppel zweet over zijn gezicht.

‘Weet je wat?’ stelt Robert voor. ‘We maken alleen de knopen los en jij houdt je jas aan. Dan kun je toch een beetje afkoelen. Goed?’

‘Oké.’ Youssef knikt gelaten. ‘Doe maar...’

Zorgvuldig maakt Robert de knopen los en doet de jas een beetje open.

‘Doe maar uit!’ zegt Youssef opeens.

‘Maar...’

‘Echt waar, ik meen het! Het is stom dat ik me voor jullie wil verstoppen. En het is zo verdomd heet vandaag!’

Voorzichtig, alsof Youssef van porselein is, trekt Robert de jas over zijn schouders en armen naar beneden. Voor de eerste keer ziet Hazim de twee rode stompen waar ooit Youssefs handen zaten. Het is niet vies of afstotelijk. Maar het is wel vreemd. Twee magere armen zonder handen...

‘Ziezo.’ Youssef legt de stompen in zijn schoot. ‘Gingen we niet picknicken? Ik heb een reuzehonger!’

Hazim springt op om Robert te helpen met de picknickmand, dankbaar dat hij iets kan doen en dat de aandacht is afgeleid.

Ondanks de hitte smaakt het eten heerlijk. Gebraden kippenbillen en gehaktballetjes, tomaatjes en olijven, kaas, tonijnsalade met verse kruiden en zelfgebakken brood – het kan niet op! In een koelbox zit frisdrank en een fles roséwijn. Hazim en Youssef eten zich te barsten.

‘Mmm...’ Verlekkerd likt Hazim zijn vingers af.

Als Robert klaar is met eten, gaat hij op zijn rug liggen en vouwt zijn handen onder zijn hoofd.

‘Heerlijk,’ zucht hij.

Hazim en Youssef eten de laatste restjes op en nippen van een blikje cola. Opeens voelt Hazim hoe een hand onder zijn T-shirt over zijn rug glijdt. Geschrokken kijkt hij naar Youssef. Zou hij iets in de gaten hebben? De hand begint zachtjes over zijn rug te strelen. Hazim buigt zich diep voorover in de hoop dat de hand verdwijnt. Maar het strelen wordt alleen maar nadrukkelijker. Het bloed stijgt hem naar de wangen...

Abrupt springt hij op en rent naar de oever.

‘Ga je mee?’ roept hij over zijn schouder naar Youssef.

Robert staat langzaam op. Hij klopt de kruimels van zijn kleren en strijkt zijn broek glad. Youssef krabbelt moeizaam overeind. Opstaan zonder handen is iets waarop hij lang heeft geoefend.

‘En als ik val?’ vraagt hij.

‘Dat gebeurt niet, ik hou je wel vast. Kom!’

Hazim schopt zijn schoenen uit en rolt zijn broekspijpen op. Enthousiast doet hij bij Youssef hetzelfde. Stapje voor stapje lopen ze het frisse water in. Youssef steunt met zijn linkerstomp op Hazims schouder. Hazim glimlacht. Youssef is zijn beste vriend. Zijn enige vriend...

‘Zie je wel dat het lukt!’

Voor ze het goed en wel beseffen, staan ze tot de dijen in het water.

‘Oei! Gaat het nog?’ Hazim slaat zijn rechterarm rond Youssefs middel om hem beter te ondersteunen.

‘Jaja!’ roept Youssef overmoedig. ‘Maar laat mij niet meer los, want anders verdrink ik!’

Bij de volgende stap zakken ze nog dieper in het water, Hazim verstevigt zijn greep. Van de spanning schieten ze allebei in de lach.

‘Kom, we gaan terug...’

Uitgelaten bereiken ze de oever. Als ze weer op het droge staan, kleeft hun broek kletsnat tegen hun benen.

‘Nu ben ik afgekoeld!’ roept Youssef naar Robert.

Die is terug gaan zitten en steunend op een elleboog slaat hij hen met een peinzende glimlach gade.

‘Goed, hoor, jongen,’ zegt hij afwezig.

Proestend laten ze zich in het gras vallen. Hazim let erop niet te dicht in de buurt van Robert te komen. Youssef en hij gaan op hun rug liggen en samen kijken ze naar een stipje van een vliegtuig dat zich tegen de staalblauwe lucht voortbeweegt.

‘Zullen we vertrekken?’ stelt Robert voor. ‘Het is al laat.’

‘Maar onze kleren zijn nog nat!’

‘Dat geeft niet,’ zegt Robert. ‘Tegen dat we opgeruimd hebben, zijn ze vast bijna droog.’

Hij heeft gelijk. Het duurt niet lang of hun kleren zijn droog genoeg om te kunnen vertrekken. In de auto, op weg naar huis, zijn ze alle drie in gedachten verzonken. Hazim zit achterin en kijkt naar Robert die nadenkend achter het stuur zit. Heel even kruisen hun blikken elkaar in de achteruitkijkspiegel. Snel kijkt Hazim naar buiten, naar het voorbijglijdende zinderende landschap. Het was een fijne dag vandaag.

Robert zet hem als eerste bij zijn huis af. Hij laat de motor draaien en keert zich naar hem om.

‘We zullen iets voor jouw vader moeten doen,’ zegt hij. Hazim knikt met grote ogen. Dat zou geweldig zijn!

‘Ik zal het met mijn dokter bespreken. Goed?’

Hazim probeert angstvallig zijn begerige blik te ontwijken.

‘Dat zou heel fijn zijn,’ fluistert hij.