Artikels

Bettie Elias schreef ‘Donkere Ogen’, het actieboek van de Jeugdboekenweek

‘Je kunt kinderen niet dwingen, alleen aansporen’

Bettie Elias werd gevraagd het actieboek te schrijven voor de 28ste Jeugdboekenweek, die als thema heeft: ‘Houden van’. “De meeste van mijn boeken gaan over emoties en spelen zich af in het dagelijkse leven”, geeft ze als verklaring voor die opdracht. “Ik hoor soms van ouders dat kinderen bepaalde boeken van mij blijven lezen en herlezen. Ik denk dat het de emoties zijn waar ze zich elke keer weer in onderdompelen en een weg in zoeken.”

“Toch wilde ik niet gewoon een boek schrijven over ‘jongen ontmoet meisje’. Donkere Ogen is meer dan het relaas van een ontluikende verliefdheid. Sarah, het hoofdpersonage, heeft iets tragisch meegemaakt. Hoewel ze dat nog niet verwerkt heeft, slaat toch de verliefdheid toe. Dat vind ik ook zo eigen aan verliefdheid: het is niet iets waar je naar op zoek gaat, het overkomt je. Dat vind ik er boeiend aan. Een verliefdheid is van die aard dat ze altijd ergens ingang vindt, hoe slecht het moment ook gekozen lijkt, hoe weinig je hoofd er naar staat.”

Waarom vind ik het belangrijk dat kinderen lezen? In de eerste plaats omdat het zo’n verruiming van de eigen wereld inhoudt. Het blikveld van kinderen is sowieso beperkt: gezinnetje, school, misschien een sportclub,... Een boek doorbreekt die beslotenheid. Het kan een andere kijk geven op de wereld.

“Het tweede extra verhaalelement is de kracht van de verliefdheid. Sarah kan niet praten over haar verdriet. Ze sluit zich voor iedereen af. Onder invloed van de prille verliefdheid heeft ze nu blijkbaar wel de behoefte om haar emoties te delen. Ze neemt eindelijk iemand in vertrouwen. Dat vind ik de kracht van verliefdheid: die stuwt het leven voort.”

“Wat het soort emoties en de intensiteit ervan betreft, denk ik niet dat er veel verschil is tussen verliefdheid bij kinderen en volwassenen. Volwassenen hebben wel het nadeel dat ze meer gaan nadenken. Tussen Sarah en Rob blijft het platonisch. Ik probeer zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de realiteit en ik kan me niet voorstellen dat kinderen van negen, tien of zelfs elf jaar met elkaar liggen te knuffelen. Op die leeftijd is het al moeilijk genoeg om gewoon met elkaar om te gaan, simpelweg goeiedag te zeggen zonder stotteren en rood hoofd. Het gebeurt heel vaak dat kinderen verliefd zijn en nooit een woord wisselen, dat ze elkaar bijvoorbeeld alleen op de bus zien en wegdromen. Het zit vooral in het hoofd.”

“Zo ben ik ook op de titel gekomen. Bij verliefdheid, zeker als er weinig gebeurt, is het oogcontact heel belangrijk. Je kunt zwijgen, elkaar negeren, maar ogen liegen niet. Ook bij volwassenen: er zijn van die momenten waarvan je weet: ‘dan is het gebeurd’; heel vaak spelen ogen daarin een belangrijke rol.”

“Ik hoop dat ze het graag zullen lezen. Een boek moet in de eerste plaats boeien. Je moet zin hebben om het uit te lezen. Als volwassene kun je nog doorbijten, heb je nog andere redenen om een boek te lezen, omdat je een positieve boekbespreking hebt gelezen of omdat iedereen beweert dat je om dat ene werkje niet heen kunt. Als kind doe je dat niet: je leest een boek en je vindt het goed of niet.”

“Ik vind het heel belangrijk dat kinderen mijn boeken graag lezen. Daarom hanteer ik een eenvoudig, direct taalgebruik en vertrek ik vanuit de leefwereld van het kind. Je krijgt dan niet het etiket ‘literatuur’ opgekleefd, maar dat hoeft ook niet per se. Ik ben wie ik ben en ik schrijf de boeken die ik schrijf. Dat vind ik juist zo fantastisch aan de huidige jeugdliteratuur: dat het aanbod zo verscheiden is. Vroeger bestonden er alleen jongens- en meisjesboeken. Hoe meer soorten boeken, hoe beter. Ik neem daar een klein domeintje in en ik probeer mij aan mijn eigenheid te houden.”

“Waarom vind ik het belangrijk dat kinderen lezen? In de eerste plaats omdat het zo’n verruiming van de eigen wereld inhoudt. Het blikveld van kinderen is sowieso beperkt: gezinnetje, school, misschien een sportclub,... Een boek doorbreekt die beslotenheid. Het kan een andere kijk geven op de wereld. Dat vind ik zeker zo belangrijk als de taalontwikkeling die altijd als argument wordt aangehaald.”

“Sommigen maken een onderscheid tussen leeskinderen en doekinderen. Ik hou het liever op kinderen die spontaan naar een boek grijpen en zij die een duwtje in de rug nodig hebben. Ik denk dat het belangrijk is dat er boeken, kranten, tijdschriften in huis zijn. Mij wordt vaak gevraagd: ‘Wat kunnen we doen om te zorgen dat onze kinderen lezen?’ Ik geloof heel erg in de voorbeeldfunctie van ouders: als je zelf nooit op de bank zit met een boek, kun je dat ook niet van je kinderen verwachten. Uit onderzoeken blijkt dat veel mensen stoppen met lezen tijdens hun beroepsleven. De aanwezigheid van boeken in huis zou even vanzelfsprekend moeten zijn als de aanwezigheid van puzzels.”

“Ik geloof niet dat lezen, televisiekijken of computerspelletjes concurrenten zijn. Het is geen kwestie van of/of. Wel vergt lezen meer inspanning dan gewoon zitten kijken, dus misschien is er wel een extra aansporing nodig. Verplichten kan niet, als ze echt niet willen, is er niks aan te doen. Vergelijk het met als ze geen groenten willen eten. Het enige wat je kunt doen, is zelf het goede voorbeeld geven, er op hameren hoe gezond het is, voor voldoende afwisseling zorgen en een positief klimaat scheppen.”

De Morgen
H.S.